Als de dood voor het leven
Zojuist las ik het blog ‘Welkom bij de club’ van Myrthe Lenselink. Myrthe verloor geheel plotseling haar broer toen hij nog maar 26 jaar oud was. Deze ervaring maakte dat ze toetrad tot ‘de club’. De club die bekend is met levensgroot verdriet. En die bekendheid zorgt ervoor dat de leden van de club makkelijker in gesprek gaan met een persoon die onlangs iemand verloren is. Haar blog gaat over onze omgang met doodgaan en het gesprek over de dood.
Doodgaan is normaal
Myrthe schrijft dat onze samenleving er baat bij heeft als we meer open durven te zijn over de dood. Als de dood meer genormaliseerd wordt. Onze samenleving is meer dan ooit gericht op leven en maakbaarheid. En dat maakt het er niet makkelijker op om te praten over de dood. De Raad van Volksgezondheid en Samenleving (RVS), waarvoor Myrthe werkzaam is, streeft dan ook naar nieuwe manieren waarin we de dood, verlies en rouw als onderdelen van het leven gaan zien. Want ondanks dat we allemaal weten dat we sterfelijk zijn, lijkt het alsof we onze eigen dood steeds verder verbannen uit ons dagelijks bestaan, aldus RVS.
Myrthes blog gaat over vragen die je kunt stellen waardoor je er voor die ander kunt zijn. Vragen die ze graag al had gekend, voordat ze zelf toetrad tot de club. Als simpel voorbeeld geeft ze dat mensen vaak stamelend aangeven dat ze niet weten wat ze moeten zeggen. Een vraag als: hoe gaat het met jou vandaag? is altijd goed, zegt ze dan. Wel met het vandaag erachter, want als rouwende verandert dat gevoel nogal eens. Welke vragen beter ‘werken’ dan andere, leer je pas als je zelf iemand hebt verloren.
Helemaal niks zeggen
Mijn vader overleed toen ik 17 jaar was. Mijn moeder heeft in die tijd weleens gezegd dat ze het raar vond dat een vriendin op school niet aan mij vroeg hoe het met me ging. Ik ervaarde dat niet zo, maar ik kan me nu – vele jaren later – mijn moeders reactie wel voorstellen. Want überhaupt een vraag stellen, al komt hij er krakkemikkig uit en al is hij moeilijk te beantwoorden, is beter dan – uit een gevoel van onbehagen – helemaal niks zeggen. Voor mijn moeder stond zo’n vraag gelijk aan aandacht hebben voor iemands grote verdriet. Je als rouwende gezien en gesteund voelen.
Hoe fijn zou het zijn als dit soort ongemakkelijkheden er niet of in ieder geval minder zouden zijn? Het is tenslotte niet zo dat er in onze huidige samenleving geen verliezen geleden worden, toch? Daarom juich ik alle initiatieven om de dood bespreekbaar te maken van harte toe. Omdat ik denk dat we daar als samenleving rijker van worden. Omdat mensen in rouw zich gezien voelen. Zich minder afgesloten voelen van de rest. En de ander zich zelfverzekerder voelt in het zoeken van toenadering. En ook om te beseffen dat het ook jou kan overkomen: sterven. Om vanuit dat besef nóg meer te gaan leven.
Durf te leven
Leven en dood zijn twee kanten van de medaille. Zelf ben ik ben jarenlang op de vlucht geweest, zoals ik het nu zie: voor het leven. Als je bang bent om dood te gaan (wat best logisch is als je al jong van dichtbij met de dood te maken krijgt), uit zich dat in angst om voluit te leven. In de jaren kort na het overlijden van mijn vader deed ik vaak schietgebedjes in bed: mag ik morgen alsjeblieft nog leven, want ik heb zo’n leuk weekend voor de boeg? Met het ouder worden verdwenen de schietgebedjes maar ook mijn levensvreugde.
Juist nu ik midden in het leven sta, mijn passie in mijn werk gevonden heb, trotse moeder ben en een steady relatie heb met de vader van mijn kinderen, kan ik zo onbevangen met de dood omgaan. Toen ik de dood nog zag als iets engs waarvan ik hoopte dat het mij niet zou overkomen, was leven voor mij heel ingewikkeld.
Leven en dood zijn echt met elkaar verweven. Dus ga dat touw niet ontrafelen, maar laat het in elkaar verstrengeld zijn. Leef én durf je bewust te zijn van je sterfelijkheid. Het zal je verrijken.
Pluk de dag!
Evelien